Alle downloads
Aantal downloads: 556
Bestanden:

Gal.4:1-7
Het Joodse volk is onder de wet, de tuchtmeester, tot aan de komst van Christus. Tot die tijd is zij een onmondig kind. Daarna wordt zij, op grond van geloof, aangesteld als zoon en daarmee als erfgenaam. Dit geldt echter voor iedere gelovige. Niet alleen vrij van zonde en schuld, maar ook opgenomen in het huisgezin van God en meer nog, erfgenamen van de heerlijkheid van Christus.

In dit gedeelte spreekt Paulus zijn ernstige zorg uit naar de gemeenten van Galate. Hoewel zij wisten met Christus gestorven, begraven en opgestaan te zijn en dat dat de enige bron van leven was door het werk van de Heilige Geest, plaatsten zij zich toch weer onder iets wat van vóór het kruis was. Zij waren bevrijd van alles wat tot vroeger behoorde en nu stelden zij zich vrijwillig onder de wet. Dit uitte zich in het zich nauwkeurig gaan houden aan de joodse feestdagen, de besnijdenis en de reinheidswetten. Feitelijk zien we hier de christen die net als het joodse volk terugverlangde naar de situatie van Egypte. Dit was bijzonder ernstig. Wat hierover gezegd is zullen we verder opzoeken in handelingen 15 waar we in het bijzonder vinden dat Christus zowel ons verleden als ons heden bepaalt; alleen Híj is onze gerechtigheid en onze heiligheid.

(Gal.4: 12-20) In deze verzen doet Paulus een appѐl op de Galatiërs om terug te keren tot de leer, en het daarbij behorende leven, die zij in het begin van Paulus aangenomen hadden. Paulus was bang dat al die arbeid tevergeefs is geweest nu zij het evangelie probeerden te mixen met de wet. Hij probeert hen terug te brengen in de vrijheid van Christus door hen te herinneren aan de goede oude dagen waarin zij zo blij waren met het onversneden evangelie.

In Gal.4:21-31 illustreert Paulus aan de hand van de geschiedenis van de eerste twee zonen van Abraham de problemen onder de gelovigen in Galatië. Hij laat zien dat wet en genade nooit samen kunnen gaan en dat het een groot gevaar is wanneer men dat wel probeert te doen. Deze geschiedenis laat de verschillen zien tussen wet en genade. Het ene is slavernij, het andere vrijheid. God heeft Abraham zegen belooft en komt zelf die belofte na. Het God proberen te helpen met eigen werken sluit Zijn genade buiten. Met alle consequenties van dien zoals we in het volgende hoofdstuk zullen lezen.

In deze verzen spreekt Paulus over het centrale thema van de brief. De gelovige is door de Heer vrijgekocht van de vloek van de wet. Hij wordt nu geacht als een vrij mens te leven in de dienst aan de Heer. Door weer onder de wet te gaan leven stelt hij zich weer onder slavendienst. In dat geval zal hij niet de vreugde ervaren die vrijheid in Christus ons geeft, integendeel, Christus zal hem niets baten.....men leeft weer onder de vloek.

In Gal.5:6-12 vraagt Paulus de gemeenten in Galatië hoe het toch komt dat zij het juiste spoor verlaten hebben. Hun mix van wet en genade komt niet van God en is daarom een ernstige afwijking. En het gaat niet om leer alleen maar ook om wat dit doet in hen, maar ook ons, geloofsleven. Paulus is echter niet moedeloos. Hij gelooft dat gelovigen die hun geloof serieus nemen terug zullen keren. Hij confronteert hen met de vervolging die hij doormaakt voor het evangelie. Laten ook wij vasthouden aan de christelijke vrijheid door in en door de Geest elkaar in liefde te dienen.

In deze prediking wil ik Paulus volgen in het hart van het leven dat voortkomt uit het evangelie. Als de wet dan niet ons morele kompas is, wat dan wel? Het antwoord is: leven door de Geest waarbij liefde het leidend beginsel is. In het volgend gedeelte zal ik hier op doorgaan.

Galaten 5 vanaf vs 13

Paulus schrijft deze brief aan de gemeente in Filippi; een gemeente die hem zeer na aan het hart lag. Het was een gemeente die een hart had voor Paulus' bediening in de verbreiding van het evangelie én voor hem persoonlijk. Dit lieten zij duidelijk blijken in hun gift aan hem, ondanks hun eigen armoede, maar ook in hun eigen lijden. Paulus dankt de Heer voor hen ieder van hen en bidt dat zij toe mogen nemen in wijze toepassing van de liefde voor elkaar. Dit gebed geeft eigenlijk de inhoud van de hele brief. Er waren strubbelingen in de gemeente die hun onderlinge eenheid en daarmee hun getuigenis naar buiten in de weg stonden. En daar hadden zij Gods werk in hen voor nodig.